Totaal aantal pageviews

donderdag 14 juli 2011

Parapljuli

Vroeger, en dan praat ik over de tijd dat Stijn nog een klein Stijntje was, braaf zat op te letten in de klas, geen bril droeg, op een groene speelgoedtractor door de tuin van z'n ouders scheurde, het enige bolle aan hem zijn wangen waren omdat hij het Bourgondische leven nog niet had ontdekt en hij nog niet veel te lange zinnen formuleerde, enfin vroeger was het leven, in ieder geval klimaattechnisch gezien, een stuk overzichtelijker.

In de herfst regende het veel en droeg ik vaak een meer dan belachelijk regenpak op de fiets naar school. In de winter was het koud, ging het sneeuwen en werd ik door m'n moeder van top tot teen ingepakt alsof burka's hip waren. In de lente brak de zon door, werd er in de wei een kalfje of lammetje geboren als ik er trots voor de eerste keer dat jaar zonder jas voorbij fietste en in de zomer lag ik elke dag danwel in of naast het openluchtzwembad van Udenhout mezelf om te toveren tot een klein negertje met, dat mag erbij gezegd worden, zon- en chloorgekleurd hoogblond haar.

Die structuur was wel zo prettig. Ik kan me niet herinneren dat ik als kind liep te klagen over het weer. Als het regende had ik er vrede mee. Hup, jas aan en buiten spelen. Dat hoorde nou eenmaal bij september of oktober. Sneeuw was koud maar wel grappig, zolang het niet geel was. Slechte zomers kan ik me zo een twee drie niet herinneren. Maar volgens herinneringen was vroeger sowieso alles beter.

Het begint sinds dit jaar toch écht op te vallen dat de weergoden in de war zijn. Ik verdenk ze er zelfs van dat ze zwaar aan de drank zitten. Neem nou het weer tijdens Carnaval. Toegegeven, Carnaval viel laat dit jaar, maar ik kon me tot dit jaar niet voorstellen dat ik tijdens Carnaval m'n Oeteldonkshawl buiten even af zou doen omdat het simpelweg te warm was om een shawl te dragen, laat staan dat ik me af zou vragen of ik me niet beter even had kunnen insmeren met factor 12. De weergoden zullen vast wel gezellig een biertje mee gedronken hebben, zo te merken waren ze in een goede bui.

Bij sommige kroegen stonden hangtafels met parasols. Ik ging er maar wat graag onder staan. Niet om droog te blijven, ook al vlogen er soms wel wat biertjes door de lucht, maar om even te schuilen voor de zon. Een parasol in plaats van factor 12. Ik werd er nog gelukkig van ook.

Van veel zon kleurt mijn huid een beetje oranje-bruin. Tijdens het WK vorig jaar hadden we een hittegolf en zodoende werd ik, behalve Oranje-fan, een oranje fan. Lekker toepasselijk. Lekker weer ook. Zoals het hoort. Een hittegolf hebben we deze zomer nog niet gehad. Veel mooie dagen in het voorjaar, lekker onpraktisch omdat iedereen dan gewoon moet werken, en twee tropische dagen een week of twee geleden, dat is alles waarmee we het tot nu toe hebben mogen doen. En net op het moment dat ik dacht dat de zomer écht zou beginnen, aan het begin van deze week, deed de herfst alweer officieel haar intrede in ons kikkerlandje. Het is half juli.

Half juli, en daar loop ik dan. In mijn winterjas, tot aan mijn kin dichtgeritst, met een paraplu boven mijn hoofd door de stad. Om vervolgens na wat winkels afgestruind te hebben op de terugweg naar huis mijn paraplu te zien sneuvelen door de al even herfstachtige wind. Door de kracht waarmee de herfstwind dat ding uit mijn handen rukte heb ik er zelfs nog enkele meters achteraan moeten rennen. Om vervolgens een halve straat verderop dat ding maar in een vuilnisbak te proppen. Dat ik niet de enige ben die dit kunstje heeft moeten uitvoeren is nu in heel Den Bosch te zien, in elke vuilnisbak in de binnenstad prijkt nu wel een paraplu, of wat er nog van over is.

Na een pitstop thuis toch maar even boodschappen doen. Snel bij de V&D een nieuwe plu gescoord. Nog vóór ik bij de Albert Heijn aankom, klapt door de volgende rukwind ook mijn nieuwe paraplu om. Snel klap ik het ding dicht. Mijn vinger kan ik nog net op tijd wegtrekken uit het apparaat bij deze actie. Tien minuten lang ben ik blij geweest met mijn aankoop.

Wéér tien minuten later sta ik in de rij bij de kassa van de Albert Heijn. Ik kom een bekend gezicht tegen. De chauffeur van de limousine waarin ik een paar plezierritjes heb mogen maken in de tijd dat ik de voorzittershamer van mijn studentenvereniging zwaaide. In eerste instantie herkent hij me niet, maar het lampje gaat snel branden. Hij herkent me ook nog uit de kroeg. Ik hem ook, maar ik zeg er maar niet bij dat ik me ook kan herinneren dat ik hem daar regelmatig kachellam heb gespot.

Op het moment dat ik mijn boodschappen af mag rekenen kijkt het roodharige kassameisje me met grote ogen aan. Ik zie dat ze naar mijn rechterhand kijkt, terwijl ik mijn bonuskaart toch echt met mijn linkerhand aangeef. "Je bloedt!" schreeuwt ze vanachter haar kassa. Ik kijk naar mijn rechterhand. Met een boogje spuit er een rood straaltje uit mijn middelvinger. En bedankt, nieuwe plu. "Wil je een pleister?" vraagt het kassameisje. Ik antwoord dat ik niet zo kleinzerig ben, pak snel mijn boodschappen in en ga in volle vaart naar huis. De vriendelijke meneer van de limousine vergeet ik zelfs te groeten.

Onderweg naar huis loop ik te vloeken en te tieren. Kloteweer, kloteregen, klotewind, kloteparaplu die kapot ging, nóg een kloteparaplu die óók zo goed als kapot is. Eenmaal thuis gooi ik mijn boodschappen in een hoekje. Mijn jas trek ik pas uit nadat ik mijn hand, inmiddels helemaal lichtrood van het met regenwater vermengde kleine beetje bloed, heb gewassen en mijn vinger heb voorzien van een pleister.

Het is nu al een kloteherfst. En dat twee weken voor mijn zomervakantie.

woensdag 13 juli 2011

Wat het Brabants Dagblad niet haalde: broodergernis

Het pand aan de Vughterstraat 46 te 's-Hertogenbosch, waar tot voor kort de It's zat, mag een Albert Heijn worden. Het bestemmingsplan van het pand laat het toe dat er een winkel in gevestigd mag worden. Joh! De ambtenarij weet me keer op keer te verbazen. Waarom zou een supermarkt niet in het bestemmingsplan van een winkelpand passen? Er zal vast een logisch klinkende verklaring voor te verzinnen zijn door de heren op het pluche. Gelukkig zijn deze, naar alle waarschijnlijkheid verbazingwekkende argumenten, achterwege gebleven.

De gemeente 's-Hertogenbosch is er niet blij mee. Maar een gemuilkorfde hond kan zijn tanden niet eens laten zien, dus de keuze of er daadwerkelijk een Albert Heijn gevestigd wordt in het pand, laat het college van B&W over aan het supermarktconcern zelf. Lang leve de vrijheid die het bedrijfsleven in deze krijgt.

De bezwaren die de gemeente aandraagt, voor zover bekend vooral over de verkeersonveilige situatie die zou ontstaan door de bevoorrading van de Albert Heijn in een gebied waar doorgaans veel voetgangers komen, vind ik vrij betuttelend overkomen. Sinds wanneer dragen voetgangers niet de verantwoordelijkheid voor hun eigen veiligheid? Volgens mij draag je die verantwoordelijkheid ook voorbij het portier van je auto, of het zadel van je fiets. Of gaat de gemeente ervan uit dat winkelend- en wandelend 's-Hertogenbosch een vrachtwagen die staat te laden en lossen niet ziet staan?

Dat laatste is eigenlijk niet zo verwonderlijk. Toegegeven, ik ben vooral voorstander van een supermarkt in de Vughterstraat omdat het voor mij naast de deur is. Niet dat de Arena nou zo'n onpraktische locatie is voor mij om mijn boodschappen te doen, maar het gemak dient de mens nou eenmaal. De wandeling van huis naar supermarkt biedt me, vooral op zaterdag- en koopzondagen, wel de kans om me te verbazen over het winkelend publiek in de Vughterstraat. En om begrip te tonen voor het standpunt van de gemeente 's-Hertogenbosch. Albert Heijn moet ook op z'n kleintjes letten, en laat de Vughterstraat nou op zaterdag een bolwerk zijn van gezinnen, met veel kleine kinderen.

Want oh, oh, oh, wat zijn wij als winkelend publiek toch een stel malloten bij elkaar. Er komt nagenoeg geen auto voorbij de kruising Vughterstraat/St. Jorisstraat, maar desondanks is er weinig sprake van verkeersveiligheid in het autoloze stuk tussen deze kruising en de markt. Een jaar geleden viel me al op dat tijdens een stadswandeling op een doorsnee zaterdag, op dit zelfde stuk mijn tenen minimaal vijf keer in aanraking komen met de wieltjes van kinderwagens, buggy's en een enkele fiets.

Voetgangers hanteren in een winkelzone nou eenmaal geen voorrangsregels. Iedereen staat vrolijk in de weg, terwijl men in etalages staat te gluren en dus niet let op de stoep. Laat staan de rijbaan. De rijbaan waarvan hun kinderen, die aan de aandacht van praktisch élke winkelende vader of moeder weten te ontsnappen, een bestraatte speeltuin weten te maken. En laat zo'n vrachtwagen van Albert Heijn daar nou ook langs moeten rijden om de binnenstad weer te verlaten.

Dit soort taferelen zie ik vaak al hoofschuddend aan. Maar meestal zonder er verder bij stil te staan. Laten we hopen dat de vrachtwagens van Albert Heijn dat straks wel doen. Of zou dit argument Albert Heijn er toe doen bewegen het pand aan de Vughsterstraat 46 te laten voor wat het is?

Meestal stelt na een dergelijke wandeling de Albert Heijn in de Arena mij, en vele anderen, zwaar teleur. Het brood schittert in deze winkel namelijk nogal vaak door afwezigheid. Dat wordt de volgende dag wéér geen fatsoenlijk ontbijt.

Weet je wat Albert Heijn, de keuze is aan jullie!

maandag 11 juli 2011

Terugblik (3) Het trauma van mijn generatie

Vandaag is het precies een jaar geleden dat Oranje de WK-finale verloor. Al met al was het toch een historische dag, want nooit eerder zag ik Oranje live in een WK-finale. Stel je toch eens voor dat Oranje wereldkampioen was geworden. Waarschijnlijk had ik dan nu nog met een glimlach rondgelopen. Maar in een jaar kan er veel gebeuren, anno 2011 denk ik er eigenlijk niet heel vaak meer aan terug. Maar vandaag is een mooie dag om toch even stil te staan bij een historisch verlies. En het trauma waarmee veel Nederlanders, waaronder ik, aan het volgende WK over 3 jaar zullen beginnen.

Na elk WK of EK heb ik altijd gedurende een paar dagen een post-toernooi dip. Het is net als met Carnaval, je leeft maandenlang ergens naartoe, de tijd vliegt en van het ene op het andere moment is het voorbij. Ineens de leegte, een zwart gat. Je dagvulling wordt weer teruggedraaid naar het normale. Met de afsluiting van het WK gisteravond zal mijn post-toernooi dip wel even wat langer aanhouden dan een paar dagen, ben ik bang.

Gedurende 31 dagen heb ik misschien vier afleveringen van Studio Sportzomer gemist, van de 64 wedstrijden heb ik er hooguit 15 niet live gezien. De afgelopen maand heb ik mijn vrije tijd grotendeels aan het WK besteed. Oranje boekte succes en het WK 2010 heeft mij meer dan elk vorig toernooi in z’n greep gehad. Het toverwoord bij Oranje was “focus” en ook mijn focus lag bij het halen van de wereldtitel. Ik geloofde er in, Nederland zou wereldkampioen worden en mijn generatie zou nooit, maar dan ook nooit het trauma hebben waar de generatie van mijn ouders al sinds 1974 mee rondloopt. De spelers waren zó overtuigd van het slagen van hun missie, het kon nu echt niet meer fout gaan. Ja Stijn, je dacht het even.

Zondagmiddag, 11 juli 2010, half 6 in de middag. Ik ga de stad in, vol goede moed. Nog één potje ballen, tegen de moeizaam scorende Spanjaarden, en Oranje schrijft nieuwe geschiedenis. Drie keer zou scheepsrecht worden. Het liep allemaal anders. De geschiedenis heeft zich herhaald. Of eigenlijk niet, want dit keer kreeg de finale, toegegeven, wél de terechte winnaar. Oranje maakte er een oorlog van op het veld, 80 jaar na het allereerste WK voetbal in 1930. Tachtig jaar en oorlog, het past wel mooi bij een finale Nederland - Spanje.

En toch, we waren dichtbij. Schiet Arjen Robben die bal net even drie centimeter hoger en Oranje had het klusje in 90 minuten geklaard. Dan was nu alles anders geweest. Gedurende de gehele wedstrijd, wat zeg ik, vanaf de winst in de kwartfinale tegen Brazilië borrelde er een energiebom in mijn buik. Een energiebom die zou exploderen als Nederland daadwerkelijk de wereldtitel zou pakken. Een uitspatting van emoties waar je onmogelijk een omschrijving van kan geven, omdat je die pas voelt wanneer je land wereldkampioen is geworden. Tijdens de laatste minuten van de wedstrijd, in de tweede verlenging, wilde deze energiebom los, naar buiten. Mijn hart bonkte in mijn keel, mijn benen waren zo slap dat ik niet meer kon staan. In de komende minuten zou bepaald worden of de avond snel voorbij zou zijn en ik in de teleurgestelde menigte naar huis zou strompelen, of daadwerkelijk mee zou mogen maken hoe het voelt om wereldkampioen te zijn.

Een van richting veranderde vrije trap, corner. De scheids geeft hem niet. De doeltrap leidt de tegenaanval van Spanje in. Iniësta staat in eerste instantie buitenspel maar Van der Vaart houdt de bal tegen. Via een andere Spanjaard komt de bal alsnog bij Iniësta. Volley, doelpunt. Droom in duigen, het is voorbij. “Wat als” spookt nu al een dikke 24 uur door mijn kop. Wat als Robben die bal drie centimeter hoger had geschoten. Wat als Robben was gaan liggen na de toch opzichtige overtreding van Puyol. Wat als de scheids de juiste beslissing had genomen en Nederland die corner had gegeven. Wat als Van der Vaart die bal niet had weggewerkt en Iniësta de bal in buitenspelpositie had aangenomen?

De energiebom is geïmplodeerd tot een baksteen in mijn buik. Mijn hart moet nog steeds bijkomen van de inspanningen die hij gisteravond moest leveren. De teleurstelling is onvoorstelbaar groot. Geen wereldtitel, geen groot feest, geen tatoeage van de leeuw met ster op mijn schouderblad.

De generatie van mijn ouders had het mooiste voetbal, de schwalbe van Hölzenbein, de oerlelijke goal van Gerd Müller en vier jaar daarna de bal op de paal van Rensenbrink. Mijn generatie mocht 12 jaar geleden al wennen door het penaltysyndroom tegen Brazilië en heeft nu de misser van Arjen Robben en foutieve beslissing van de toch al belabberde scheidsrechter Webb.

Nooit eerder heb ik het mee mogen maken dat Nederland een WK finale speelde. Daarom snapte ik het trauma van de vorige generatie niet zo. Nu wel. En dat gaat zeker tot aan de volgende WK finale waarin Oranje mag spelen duren.

Misschien wel weer 32 jaar.

Laten we hopen dat het nu maximaal 31 jaar is....


zondag 10 juli 2011

Terugblik (2): De waarde van een Wereldtitel, daar heb je een tatoeage voor over!

Precies een jaar geleden was Nederland in de greep van de Oranjekoorts. Zo ook ik. De ene gekke gedachte na de andere schoot door mijn hoofd. Wat te doen als Oranje daadwerkelijk die gouden bokaal mee naar huis neemt? Met welk gebaar zou ik als fanatiek Oranjesupporter onze jongens gaan eren? Dat de Oranjekoorts bij mij tot een kookpunt gestegen was, getuigt wel uit het onderstaande stuk, precies een jaar geleden geschreven.

De tropische hitte heeft Nederland nu alweer een aantal dagen in z’n greep. De zweetdruppels staan op mijn voorhoofd, mijn knieën zijn slap, mijn benen week. De hittegolf die over Nederland trekt zal vast zijn of haar invloed hierop hebben, maar de WK-koorts die de prestaties van Oranje met zich meegebracht hebben zullen vast een grotere invloed hebben.

Ik volg heel veel van het nationale en internationale voetbal. Ik heb mijn voor- en afkeuren voor bepaalde clubs en spelers. De een is mijn held, de ander wens ik een vervelende situatie toe. In het dagelijks leven ben ik voor PSV, dat is mijn club, het Philips Stadion is mijn voetbaltempel. Eindhoven is gelukkig jarenlang de voetbalhoofdstad van Nederland geweest en ik stond steevast vooraan in de feestende menigte om dat te vieren. En nu zit ik met mijn half aangeschoten hoofd toch in dubio. Want er is kennelijk een grotere voetbalmacht dan mijn club als het gaat om emoties, vreugde en de drang om feest te vieren.

Nog nooit, maar dan echt nog nooit, heb ik zoveel spanning en emoties gehad voor een voetbalwedstrijd als dat ik nu heb voor de WK-finale van morgenavond. Er staat iets heel groots te gebeuren, dat kan uitmonden in waanzinnige vreugde of intens verdriet. In nieuwe historie of oude geschiedenis.

Mijn voetbalvreugde heeft zich vooralsnog beperkt tot een zevental actief gevierde kampioensfeesten van PSV. Na het behalen hiervan was ik steevast in een bepaalde extase. De ene keer was het spannend, een enkele andere keer onwaarschijnlijk dat we het gered hebben. De emoties die dat met zich meebracht was telkens toch veel van hetzelfde: trots op je club, huldigen die handel en bier drinken tot het moment dat je jezelf realiseerde dat je of naar huis moest of ergens in de goot moest gaan tukken.

Maar nu, nu is alles anders. Wesley Sneijder is een ex-Ajacied en nu ineens een van mijn grootste helden. Maarten Stekelenburg is nog vóór Gomes de beste keeper die ik in de afgelopen 10 jaar in actie zag. Als André Ooijer moet spelen voel ik me minder op mijn gemak dan wanneer Heitinga of Van der Wiel er staat. Of Mark van Bommel, Arjen Robben of Nigel de Jong straks de winnende maakt in de WK finale, het maakt me niet uit. Zolang Oranje die wedstrijd maar wint. Als Sneijder, Van der Vaart of desnoods Stekelenburg ons de wereldtitel bezorgt, dan wordt vandaag ongetwijfeld de mooiste dag uit mijn leven tot nu toe, en waarschijnlijk nog voor de komende 32 jaar.

En dat zegt alles denk ik. Vier jaar geleden had ik niet zo gedacht. En met mij heel veel mensen denk ik, misschien de Oranjeselectie zelf wel. De saamhorigheid die Oranje nu met zich meebrengt in Nederland is uniek. Ooit zei ik dat ik veel liever heb dat PSV ooit eens de Champions League wint dan dat Oranje de wereldtitel haalt. En daar kom ik nu keihard op terug.

Wat een Oranje succes doet met de sfeer in de straten, is namelijk uniek. De saamhorigheid in dit land is nooit groter geweest dan in de afgelopen dagen, sinds we in de finale staan. En dat hadden we hard nodig als landje, waar je als je er met een auto doorheen rijdt je gemiddeld elke 6 minuten en 43 seconden in een gebied met een ander dialect rijdt.

Ik zet niet alleen mijn (voetbal)club principes opzij, maar ook die als het gaat om tatoeages. Nooit, maar dan ook nooit, heb ik gedacht mijn lichaam als schilderdoek te laten gebruiken.

Maar: wint Oranje de wereldtitel, dan laat ik het logo van de KNVB met een ster op mijn lichaam vastleggen. Ik vraag me af of ik zoiets ooit voor mijn club zou laten doen.

Hoe het afgelopen is weten we nu inmiddels allemaal wel. Morgen maar eens terugkijken hoe ik mijn teleurstelling heb geuit, direct ná de WK-finale...

zaterdag 9 juli 2011

Terugblik: Het WK 2010: hoe nieuwe geschiedenis geschreven wordt

Aanstaande maandag, of beter gezegd morgen, is het 11 juli. De dag waarop wij Nederlanders, in het jaar 2010, voor de derde keer naast de wereldtitel grepen. Een onderwerp dat me zowel persoonlijk als in mijn rol als amateurschrijver bezig heeft gehouden. Daarom publiceer ik de stukjes die ik vorig jaar heb geschreven nu nog een keer. Allereerst het stuk dat ik heb geschreven, direct nadat we de finale van het WK hebben gehaald.

Komtie:

Een van de (weinige) trouwe lezers van mijn blogs vroeg me laatst waarom ik nog niks geschreven had over het WK. Het is toch een voor de hand liggend onderwerp om eens een stukje over te schrijven en ik kruip maar wat graag in de virtuele pen. Aangezien het vandaag diezelfde lezer zijn verjaardag was, schrijf ik nu toch maar eens een stukje.

Zuid Afrika 2010 is het WK van dwalende scheidsrechters, handsballen waar een doelpunt uit voortkwam of er juist een mee werd voorkomen, een doelpunt dat niet werd toegekend, de vuvuzela en de stuiterbal van Adidas. Maar het is vooral het WK van Oranje. Afgelopen dinsdag waren 12,3 miljoen Nederlanders getuige van een stukje historie. Voor het eerst in 32 jaar bereikten onze jongens, op z’n on-Hollands, de finale van het WK.

Op z’n on-Hollands. Op voorgaande edities van het WK heeft Oranje de wereld verwend met het geilste voetbal wat de camera’s ooit hebben vastgelegd, om vervolgens in schoonheid te sterven. Tot twee keer toe verloor Nederland de finale. Mijn eerste echte voetbaltrauma liep ik op in 1998 toen Nederland er in de halve finale uitvloog tegen Brazilië. Nederland is waarschijnlijk het land met de beste elftallen die het WK nooit wonnen, terwijl we vaak de torenhoge favoriet waren. En dat gold niet alleen op WK’s, maar bijvoorbeeld ook op het afgelopen EK. Toen brak de Oranjegekte los nadat Italië en Frankrijk, nota bene de finalisten van het WK van twee jaar daarvoor, door onze jongens van de mat gepoetst werden. En ook ik was er toen van overtuigd dat we het EK wel even zouden winnen. Maar Oranje leek alleen al, geheel op z’n Hollands, tevreden met die twee optredens en vloog eruit tegen de tot op hun tanden bewapende Russen.

En laat dat nou precies de reden zijn dat ik tot vandaag m’n grote bek maar heb gehouden, ook al was ik vanaf het moment dat bekend werd dat Robben dit WK vanaf de derde wedstrijd gewoon mee kon spelen, ervan overtuigd dat we een goede kans zouden maken op de wereldtitel.

Want Nederland speelt niet meer Hollands. Nederland heeft de Teamgeist van de Duitsers, die juist op z’n Hollands zijn gaan voetballen en er in de halve finale uitvlogen. Oranje heeft zijn eigen voetbal opnieuw uitgevonden, zoals de Engelsen dat ooit voor het eerst deden. Nederland speelt geraffineerd als de Italianen en de Fransen in hun beste dagen, gepassioneerd als de Zuid Amerikaanse teams van Brazilië, Argentinië en Uruguay. En laat dit clubje van 7 landen nou net tot de elite van het mondiale voetbal behoren, de enige landen die de wereldtitel ooit wonnen. En dan is ons voetbal maar minder mooi, door het mooie voetbal van de afgelopen 36 jaar hebben we wel afgedwongen dat de hele wereld behalve Spanje, ons nu de wereldtitel van harte gunt.

Met deze omslag is Oranje er klaar voor om nieuwe geschiedenis te schrijven. Ik hoorde iemand zeggen dat hij het mooier zou vinden om van Duitsland te winnen, dan van Spanje. Maar dat, tegelijkertijd, het pijnlijker zou zijn om de finale van de Duitsers te verliezen dan van de Spanjolen. Gelul. Bullshit eerste klas. We hebben de finale gehaald, dan is de pijn die een eventueel verlies met zich mee zal brengen onmetelijk groot. Dan heb ik op dat moment nog liever dat we in de kwartfinale van Brazilië hadden verloren. Maar het mooie is, verliezen komt helemaal niet in het woordenboek van onze jongens voor. De echte winnaarsmentaliteit is voor het eerst in de geschiedenis van Oranje in de ploeg geslopen. Want die was er in ’74, ’78 en ’98 niet. Nu wel. Alleen daarom al maken we meer kans op die beker.

En een overwinning op de Duitsers mooier dan op Spanje? Nog veel meer gelul. Nog veel grotere bullshit. Het winnen van de WK-finale is, ongeacht de tegenstander, het mooiste dat heel Oranjeminnend Nederland kan overkomen. Dat wordt hoe dan ook de meest gelukkige dag in het leven van iedereen die dit WK bewust meemaakt en actief heeft gevolgd. “Ja, maar dan herschrijven we de geschiedenis” kreeg ik als argument terug. Nóg meer gelul. De geschiedenis kun je niet herschrijven, wat gebeurd is, is gebeurd. De Duitsers hebben drie sterren op hun borst staan en een daarvan hebben ze tegen ons in 1974 behaald. En daar spelen ze hoe dan ook, over vier jaar nog steeds mee.

Wat er in Zuid Afrika de laatste 6 wedstrijden is gebeurd, is magische, nieuwe geschiedenis. Zondag spelen we tegen een nieuwe tegenstander. Nederland en Spanje troffen elkaar nog nooit op een eindtoernooi. We hoeven niet eens te kijken naar de statistieken. Een nieuw, steengoed Oranje tegen de regerend Europees kampioen, een mooiere affiche kan ik me niet eens voorstellen. We moeten genieten van het feit dat Oranje zondag de finale speelt.

En met z’n allen uitzinnig juichen als onze jongens eindelijk die bokaal mee naar huis nemen.

Morgen, of eigenlijk vanmiddag, deel 2! Met natuurlijk de grote finale op 11 juli.


zaterdag 2 juli 2011

#heehoueensopdaarmee

"Your drink sir" hoor ik een vrouwenstem achter me zeggen. Met moeite kom ik overeind, ik lag net languit te verdwalen in een Voetbal International, als de zongebruinde bikini-dragende serveerster me mijn drankje komt brengen. Lekker, beetje verkoeling op deze luie, veel te hete strandvakantie is van harte welkom.

Terwijl ik aan het rietje van mijn tropische drankje lurk kan ik de drang om over de leuning van mijn strandstoel achterom te kijken niet onderdrukken. "Goede billen" hoor ik mezelf hardop denken. Ze draait zich om en knipoogt. Toch gok ik dat ze me niet verstaan heeft, zoveel Nederlanders zijn er hier niet in dit verre oord, laat staan aan het werk. "Nog niet eens zo gek om in je eentje op vakantie te zijn" denk ik bij mezelf. Terwijl ik "dat varkentje laten we straks wel knorren", in mezelf grinnik, verleg ik mijn aandacht terug naar m'n leesvoer. Ik zat net in een interessant stuk. Maar niet interessant genoeg om in deze hitte weg te dommelen en m'n ogen twee alinea's verder even wat rust te gunnen.

Opeens word ik opgeschrikt door het geluid van een cirkelzaag, gevolgd door wat harde klappen met een hamer. "Wat gebeurt hier nou weer", hoor ik mezelf hardop denken terwijl ik in een keer rechtop in mijn bed zit. Voordat ik er erg in heb schalt de welbekende uitspraak "HEEEE, HOU EVEN OP DAARMEE, ER ZIJN NOG MENSEN DIE WÉL WAKKER MOETEN WORDEN!" door mijn kamer. Het is zaterdagochtend, kwart over 8. Een paar bouwvakkers zijn bij de achterburen flink wat lawaai aan het maken. Oh arbeiders, ik word er helemaal ziek van.

Door dit geweld valt niet heen te slapen. Laat staan dat ik nog terug kan keren naar mijn vakantie-adres. Ik voel aan alles dat nog net iets langer uitslapen voor mijn lichaam geen gek idee zou zijn, maar het wordt me simpelweg onmogelijk gemaakt. Zwaar geirriteerd geef ik de strijd op en trek mijn gordijnen open. Daar sta ik dan, in mijn onderbroek, oog in oog met mijn kwelgeesten. Hard werkende mannen die hun zaterdagochtend nuttiger besteden dan ik. Helaas staan ze zo'n zeven meter van mijn raam af, te ver om overheen te pissen.

Twee koppen koffie en een veel te hete douche later ga ik maar even de stad in. Er moet weer geld in de parkeermeter gegooid worden. Handig dingetje zo'n avondvergunning. Doordeweeks welteverstaan, op zaterdag overdag moet ik wél gewoon de volle mep betalen. Volgend weekend toch maar iets plannen waardoor ik de stad moet verlaten. Als ik dan toch geld moet uitgeven, dan maar aan leuke dingen.

Eerst naar de bank, mijn chipknip heeft natuurlijk niet voldoende saldo en vooruitdenken is nou niet bepaald een van mijn gaves. Door de wandeling word ik al heel wat wakkerder en scherper. Zo scherp dat het me gelijk opvalt dat een vrouw die bij de bank staat de pinnen, een leren broek aan heeft. Niks mis mee, maar deze dame is 70+ en draagt er ook nog eens een roze jas bij. Ik snap best dat je er alles aan doet om je jong te voelen, maar je kan te ver gaan. Hou toch eens op daarmee.

Na een rondje parkeerplaats loop ik terug naar huis. Een van mijn kwelgeesten loopt me tegemoet, met twee houten balken in zijn handen. Even krijg ik de neiging om de man aan te spreken op het feit dat hij mijn vakantie verstoord, nee abrupt afgebroken heeft. Maar de man ziet er uit alsof hij me met één hand een enkeltje dromenland voor langere tijd kan bezorgen. En dan heeft hij ook nog twee forse stukken hout in zijn handen, die komen helemaal hard aan. Wijselijk, of laf, maar net hoe je het wil noemen, houd ik mijn lippen strak op elkaar.

Eenmaal thuis werp ik een blik op mijn bed. Ik zou nog wel een drankje lusten...